1. Directe laadbeschermingspuntspanning: Direct laden wordt ook wel noodladen genoemd en behoort tot het snelladen. Over het algemeen wordt de accu bij een lage accuspanning opgeladen met een hoge stroomsterkte en een relatief hoge spanning. Er is echter een controlepunt, ook wel bescherming genoemd. Dit punt is de waarde in de bovenstaande tabel. Wanneer de accupoolspanning tijdens het laden hoger is dan deze beschermingswaarden, moet het direct laden worden gestopt. De directe laadbeschermingspuntspanning is over het algemeen ook de overlaadbeschermingspuntspanning. De accupoolspanning mag tijdens het laden niet hoger zijn dan dit beschermingspunt, anders kan dit overladen en schade aan de accu veroorzaken.
2. Regelpuntspanning voor egalisatielading: Nadat het directe laden is voltooid, wordt de accu over het algemeen een tijdje met rust gelaten door de laad-/ontlaadregelaar, zodat de spanning op natuurlijke wijze kan dalen. Wanneer deze daalt tot de waarde van de "herstelspanning", gaat de accu over in de egalisatieladingstoestand. Waarom is er gekozen voor een gelijk laadpunt? Dat wil zeggen, nadat het directe laden is voltooid, kunnen individuele accu's "achterlopen" (de klemspanning is relatief laag). Om deze individuele moleculen terug te trekken en alle klemspanningen van de accu's gelijk te maken, is het noodzakelijk om een hoge spanning te combineren met een gemiddelde spanning. Laad de accu vervolgens kort op, wat de zogenaamde egalisatielading, oftewel "gebalanceerde lading", laat zien. De egalisatielaadtijd mag niet te lang zijn, meestal enkele minuten tot tien minuten. Een te lange tijdinstelling is schadelijk. Voor een klein systeem met één of twee accu's is gelijk laden van weinig belang. Daarom hebben straatverlichtingsregelaars over het algemeen geen gelijk laden, maar slechts twee fasen.
3. Spanning van het controlepunt van de druppellading: Over het algemeen wordt de accu na voltooiing van de egalisatielading een tijdje met rust gelaten, zodat de klemspanning op natuurlijke wijze daalt. Wanneer deze daalt tot het "onderhoudsspanningspunt", schakelt de accu over op de druppellading. Momenteel wordt PWM (pulsbreedtemodulatie) gebruikt, vergelijkbaar met druppelladen (d.w.z. laden met lage stroom). De methode laadt een beetje op wanneer de accuspanning laag is en een beetje wanneer de accuspanning laag is. Dit gebeurt één voor één om te voorkomen dat de accutemperatuur te hoog oploopt. Dit is zeer gunstig voor de accu, omdat de interne temperatuur van de accu een grote invloed heeft op het laden en ontladen. De PWM-methode is in feite voornamelijk ontworpen om de klemspanning van de accu te stabiliseren en de laadstroom van de accu te verlagen door de pulsbreedte aan te passen. Dit is een zeer wetenschappelijk laadbeheersysteem. Met name in een later stadium van het opladen, wanneer de resterende capaciteit (SOC) van de accu > 80% bedraagt, moet de laadstroom worden verlaagd om overmatige ontgassing (zuurstof, waterstof en zuur gas) door overladen te voorkomen.
4. Eindspanning van de overontladingsbeveiliging: Dit is relatief eenvoudig te begrijpen. De ontlading van de accu mag niet lager zijn dan deze waarde, die de nationale norm is. Hoewel accufabrikanten ook hun eigen beschermingsparameters hebben (bedrijfs- of industriestandaard), moeten ze uiteindelijk toch dichter bij de nationale norm komen. Om veiligheidsredenen wordt er doorgaans 0,3 V kunstmatig toegevoegd aan de overontladingsbeveiligingspuntspanning van de 12V-accu als temperatuurcompensatie of nulpuntdriftcorrectie van het regelcircuit, zodat de overontladingsbeveiligingspuntspanning van de 12V-accu 11,10 V bedraagt. De overontladingsbeveiligingspuntspanning van het 24V-systeem is dan 22,20 V.
Plaatsingstijd: 30-01-2023